ECLI:NL:CRVB:2015:2400
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant ontving sinds 3 augustus 2011 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Na melding van zijn huwelijk op 12 september 2012 heeft de Dienst Werk en Inkomen (DWI) een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand met terugwerkende kracht tot de huwelijksdatum, omdat de appellant en zijn echtgenote niet duurzaam gescheiden leefden. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen de intrekking van de bijstand ongegrond.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij en zijn echtgenote duurzaam gescheiden leefden, maar de Raad oordeelde dat de feiten en omstandigheden dit niet ondersteunden. De Raad stelde vast dat de appellant en zijn echtgenote regelmatig contact hadden, samen op vakantie gingen en de intentie hadden om samen te wonen. Dit leidde tot de conclusie dat zij als een gezin moesten worden beschouwd, waardoor de appellant geen recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande.
Daarnaast heeft de appellant een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de Raad oordeelde dat er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan door de klantmanager die de appellant gerechtvaardigde verwachtingen hadden gewekt. De Raad bevestigde de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de ontvangen bijstandsuitkeringen, en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond.