Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt appellante in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 974,-;
- bepaalt dat van appellante een griffierecht van € 478,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een verzoek van de ouders van betrokkene, geboren in 1999, om verlening en uitbreiding van een zorgindicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De appellante, Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel, had eerder een indicatie afgegeven voor Begeleiding Groep (BG) zonder vervoer voor een bepaalde periode. Betrokkene maakte bezwaar tegen dit besluit, met name tegen het ontbreken van vervoer en de beperkte duur van de indicatie. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en de eerdere besluiten van appellante vernietigd, waarbij werd vastgesteld dat betrokkene recht had op BG zonder de voorwaarde van uitschrijving van school.
In hoger beroep heeft appellante gesteld dat zij een principiële uitspraak wenst om duidelijkheid te krijgen over de voorwaarden voor indicatie. De Raad overweegt dat, gezien de invoering van de nieuwe Jeugdwet per 1 januari 2015, het niet duidelijk is welk belang appellante nog heeft bij een uitspraak, aangezien de uitvoering van jeugdhulp nu bij de gemeenten ligt. De Raad concludeert dat appellante niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat zij niet heeft onderbouwd dat de problematiek ook onder de nieuwe wetgeving relevant blijft. De Raad heeft appellante bovendien veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 974,-, en heeft een griffierecht van € 478,- opgelegd.