ECLI:NL:CRVB:2015:2741
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WGA-vervolguitkering. Appellant, die voorheen als magazijnchef werkte, heeft zich in 2007 ziek gemeld met rugklachten. Het Uwv heeft hem in 2009 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 62% is vastgesteld. In 2011 heeft het Uwv appellant opnieuw een WGA-vervolguitkering toegekend, maar appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat hij meende dat zijn arbeidsongeschiktheid was toegenomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat het Uwv onvoldoende informatie had ingewonnen bij zijn behandelaars en dat zijn gezondheidstoestand niet correct was beoordeeld.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende was. De verzekeringsartsen hebben de informatie van de behandelaars in hun beoordeling betrokken en hebben gemotiveerd waarom er geen aanleiding was om de eerdere conclusies te herzien. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen objectieve medische informatie heeft gepresenteerd die de vastgestelde belastbaarheid in twijfel trekt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.