ECLI:NL:CRVB:2015:277

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
4 februari 2015
Zaaknummer
13-5191 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing zorgaanvraag op grond van de AWBZ

In deze zaak heeft appellant op 22 mei 2012 een aanvraag ingediend bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het CIZ heeft deze aanvraag op 19 juni 2012 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 16 augustus 2012 gehandhaafd. De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 9 augustus 2013 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het CIZ, op basis van adviezen van medisch adviseurs, terecht heeft gesteld dat de behandeling van de angstklachten van appellant onder de Zorgverzekeringswet valt en niet onder de AWBZ. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd en heeft enkel de eerdere argumenten herhaald. Het CIZ heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep verworpen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/5191 AWBZ
Datum uitspraak: 4 februari 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
9 augustus 2013, 12/4607 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Stap, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2014. Appellant is met bericht niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Henneveld.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft op 22 mei 2012 bij CIZ een aanvraag ingediend voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
1.2.
Bij besluit van 19 juni 2012 heeft CIZ de aanvraag afgewezen.
1.3.
Na bezwaar heeft CIZ deze afwijzing gehandhaafd bij besluit van 16 augustus 2012 (bestreden besluit).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat CIZ gelet op de adviezen van de medisch adviseurs van 25 juli 2012 en 24 juni 2013 zich op het standpunt mocht stellen dat behandeling van de angstklachten van appellant op grond van de Zorgverzekeringswet voorliggend is op de inzet van AWBZ-zorg. Het medisch advies van
25 juli 2012 is zorgvuldig tot stand gekomen en met het nadere medisch advies van 24 juni 2013 is toereikend gemotiveerd dat de door appellant in beroep overgelegde informatie van drs. N. Abali geen aanleiding geeft tot het innemen van een ander standpunt. Voorts heeft CIZ gemotiveerd aangegeven op welke voorzieningen appellant is aangewezen nu voor een deel van de door appellant gewenste zorg (woning/gehoorapparaat) geen beroep kan worden gedaan op de AWBZ.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep de in beroep aangevoerde gronden herhaald en gesteld dat hij het niet eens is met het oordeel van de rechtbank.
3.2.
CIZ heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden naar voren gebracht noch gemotiveerd waarom de rechtbank ten onrechte tot haar oordeel is gekomen. Appellant heeft zich beperkt tot het herhalen van de in beroep aangevoerde gronden.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
4.3.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt deze overwegingen tot de zijne.
4.4.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J. Brand en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van B. Fotchind als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2015.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) B. Fotchind

HD