ECLI:NL:CRVB:2015:2794
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake re-integratievoorziening voor dak- en thuislozen met voldoende maatwerk
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven ongegrond heeft verklaard. Appellant, die bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop zijn re-integratievoorziening is vastgesteld. Hij stelt dat er onvoldoende maatwerk is geleverd en dat de rechtbank de eisen voor re-integratievoorzieningen op onaanvaardbare wijze heeft opgerekt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 18 augustus 2015 behandeld. De Raad oordeelt dat het college op goede gronden heeft gesteld dat er voldoende maatwerk is geleverd door middel van een individueel plan van aanpak. De Raad wijst erop dat het bijstandverlenend orgaan verantwoordelijk is voor het bepalen van de juiste re-integratievoorziening en dat het noodzakelijk is dat deze voorziening het resultaat is van een zorgvuldige, op de persoon toegesneden afweging. De Raad concludeert dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom de gekozen voorziening passend is voor appellant en dat het tijdpad in overleg met hem is vastgesteld.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.