ECLI:NL:CRVB:2015:2843
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van loongerelateerde WGA-uitkering en wijziging van arbeidsongeschiktheidspercentage
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het bezwaar tegen de loongerelateerde WGA-uitkering van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant, die sinds 28 december 2010 arbeidsongeschikt is als schoonmaker, had in 2012 een WGA-uitkering aangevraagd, die hem werd toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 54,67%. In de bezwaarfase werd dit percentage gewijzigd naar 56,8%, wat leidde tot een wijziging in de resterende verdiencapaciteit en daarmee een wijziging van de rechtspositie van appellant. Het Uwv had het bezwaar van appellant ten onrechte ongegrond verklaard en de kosten in bezwaar niet vergoed.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit terecht had onderschreven, maar dat het Uwv het bezwaar ten onrechte ongegrond had verklaard. De Raad stelde vast dat de wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage in de bezwaarfase een herroepen van het eerdere besluit met zich meebracht, zoals bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep gegrond en herroept het besluit van 18 december 2012. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant en het griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van de appellant en de gevolgen van wijzigingen in de arbeidsongeschiktheidspercentages voor de rechtspositie van de betrokkenen. De Raad heeft de kosten van de procedure vastgesteld en het Uwv verplicht om deze te vergoeden.