ECLI:NL:CRVB:2015:2868
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en terugvordering bij niet-woning op gba-adres
In deze zaak gaat het om de herziening van studiefinanciering voor een studente die aanvankelijk als uitwonend was aangemerkt, maar later meldde dat zij thuiswonend was. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) toegekend, maar na een huisbezoek op 8 oktober 2012, waaruit bleek dat de studente niet op het geregistreerde adres woonde, werd de studiefinanciering herzien. De studente had haar adreswijziging pas op 9 oktober 2012 doorgegeven, wat leidde tot een terugvordering van te veel ontvangen studiefinanciering. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van de studente tegen het besluit van de minister ongegrond, waarop de studente in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de studente niet voldoende bewijs had geleverd dat zij op het gba-adres woonde en dat de minister terecht de studiefinanciering had herzien. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij de studente lag en dat de verklaring van de hoofdbewoonster niet voldoende was om aan te tonen dat de studente op het gba-adres woonde. De Raad concludeerde dat de minister geen aanleiding had om de hardheidsclausule toe te passen, omdat er geen onomstotelijk bewijs was geleverd van de woonomstandigheden van de studente. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.