ECLI:NL:CRVB:2015:2991
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.H. Bangma
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- A.M. van der Leeden
- Rechtspraak.nl
Weigering van functietoewijzing aan appellant door de minister van Defensie op basis van bevorderingsgeschiktheid binnen het CLAS
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant, een sergeant der eerste klasse werkzaam bij het Commando Landstrijdkrachten (CLAS), had zijn belangstelling kenbaar gemaakt voor een functie bij de Koninklijke Marechaussee (KMar). De minister van Defensie had appellant echter als niet bevorderingsgeschikt aangemerkt, wat leidde tot de weigering om de geambieerde functie toe te wijzen. De Raad oordeelde dat de minister terecht had geoordeeld dat appellant niet bevorderingsgeschikt was, gezien zijn indeling bij het CLAS. De Raad benadrukte dat de functietoewijzingsautoriteit appellant had toegelaten tot de sollicitatieprocedure, ondanks zijn status als niet bevorderingsgeschikt, en dat hij niet op de hoogte was gesteld van de noodzaak om een verzoek tot wijziging van zijn indeling in te dienen.
De Raad oordeelde dat de minister in strijd had gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht door niet adequaat te motiveren waarom de functietoewijzing niet kon plaatsvinden. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de minister werd opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant, met inachtneming van de uitspraak van de Raad. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.960,- bedroegen. De Raad stelde vast dat de minister de gevolgen van de indeling van appellant bij het CLAS had moeten overwegen voordat een besluit over de functietoewijzing werd genomen.