Uitspraak
11 april 2013, 12/1367 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren in 1963, heeft sinds haar jeugd te maken met diverse psychische klachten. In 2000 heeft zij een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering, die werd afgewezen omdat zij niet aan de voorwaarden voldeed. In 2011 heeft appellante opnieuw een aanvraag ingediend, die door het Uwv werd opgevat als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit. Dit verzoek werd afgewezen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden.
De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de diagnose PTSS, die na de eerdere beoordeling is gesteld, als nieuw feit moet worden aangemerkt. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de door appellante overgelegde stukken geen nieuw licht werpen op haar gezondheidstoestand ten tijde van de eerdere beoordeling. De Raad heeft bevestigd dat de diagnose PTSS geen nieuw gebleken feit is, omdat de psychische klachten al bekend waren en zorgvuldig zijn beoordeeld in 2000.
De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor het benoemen van een onafhankelijk medisch deskundige, en dat appellante niet in aanmerking komt voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering, zowel voor als na de aanvraag van 6 september 2011. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.