ECLI:NL:CRVB:2015:3352
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die wegens lichamelijke en psychische klachten uitgevallen is voor zijn werk als schoonmaker. Appellant heeft op 11 januari 2013 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv op 18 februari 2013, werd vastgesteld dat appellant niet als arbeidsongeschikt werd beschouwd, omdat hij geschikt werd geacht voor passende functies. Het Uwv heeft op 11 maart 2013 besloten dat appellant geen recht op een WIA-uitkering heeft, wat door de rechtbank Oost-Brabant in een eerdere uitspraak werd bevestigd.
Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn lichamelijke klachten, waaronder epilepsie, jicht en een verminderde nierfunctie, evenals zijn depressieve klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben verricht en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om de belastbaarheid van appellant te overschatten en dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is vastgesteld.
De Raad heeft de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderschreven dat de ingebrachte medische gegevens geen nieuwe gezichtspunten opleveren die de eerdere oordelen zouden kunnen wijzigen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.