ECLI:NL:CRVB:2015:3428
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van ZW-aanvraag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 19 december 2014 een eerdere beslissing van het Uwv bevestigde. Appellant had zich ziek gemeld terwijl hij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontving. Het Uwv verzocht appellant om een vragenlijst in te vullen, maar appellant voldeed hier niet aan. Hierdoor werd zijn aanvraag voor een ZW-uitkering niet verder in behandeling genomen. Appellant heeft bezwaar aangetekend tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard wegens het overschrijden van de bezwaartermijn. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen deze niet-ontvankelijk verklaring kennelijk ongegrond, maar na verzet van appellant werd dit oordeel herzien. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende had aangetoond dat het besluit tijdig was verzonden. Uiteindelijk werd het bezwaar van appellant tegen het besluit van 4 maart 2013 opnieuw ongegrond verklaard door het Uwv, wat leidde tot het hoger beroep. Tijdens de zitting heeft appellant niet kunnen aantonen dat hij aan de verzoeken van het Uwv had voldaan. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen.