ECLI:NL:CRVB:2015:3525

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
13/6797 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onverschuldigd betaalde toeslag en inlichtingenplicht bij aanvraag Toeslagenwet

In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW). Appellant, die sinds 2000 een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), heeft in 2007 een toeslag aangevraagd. Bij de aanvraag heeft hij echter verzuimd om zijn WAO-aanvulling van Stichting Pensioenfonds TNT te vermelden. Dit leidde tot een herziening van de toeslag in 2012, waarbij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de onverschuldigd betaalde toeslag van € 3.917,14 terugvorderde. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, omdat hij zijn inlichtingenplicht niet was nagekomen.

In hoger beroep herhaalt appellant zijn argumenten en stelt hij dat hij de specificatie van zijn WWB-uitkering bij de aanvraag heeft gevoegd, waaruit blijkt dat hij een WAO-aanvulling ontving. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat, ongeacht of de specificatie was bijgevoegd, appellant op het aanvraagformulier zelf duidelijk had moeten aangeven dat hij een WAO-aanvulling ontving. De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad wijst erop dat appellant zijn stellingen niet met bewijsstukken heeft onderbouwd en dat de terugvordering gerechtvaardigd is.

De uitspraak bevestigt de noodzaak voor aanvragers van toeslagen om volledig en eerlijk hun inkomsten op te geven, en benadrukt de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

13/6797 TW
Datum uitspraak: 2 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 november 2013, 12/3470 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.D. Sunter, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 25 mei 2015 heeft mr. E. van den Bogaard, advocaat, als opvolgend gemachtigde, een aanvullend hoger beroepschrift ingediend.
Het Uwv heeft hierop bij brief van 30 juli 2015 gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2015. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van den Bogaard. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M.J. Eijmael.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de feiten die de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vermeld en volstaat met het volgende. Appellant ontvangt sinds 2000 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Sinds 1 september 2001 ontvangt hij tevens een maandelijkse aanvulling op deze uitkering van Stichting Pensioenfonds TNT
(WAO-aanvulling).
2. Appellant heeft op 1 december 2007 door middel van een formulier een toeslag ingevolge de Toeslagenwet (TW) op zijn WAO-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 7 december 2007 is deze toeslag verstrekt met ingang van 1 december 2006.
3. Bij besluit van 16 januari 2012 is het besluit van 7 december 2007 herzien. De hoogte van de toeslag is per 1 december 2006 aangepast, omdat het totale inkomen van appellant hoger is dan eerder was aangenomen. Gebleken is dat appellant een WAO-aanvulling ontvangt van Stichting Pensioenfonds TNT die op de toeslag in mindering moet worden gebracht. Tevens heeft het Uwv bij dit besluit de over de periode van 1 december 2006 tot en met 31 januari 2012 onverschuldigd betaalde toeslag ten bedrage van € 3.917,14 teruggevorderd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 6 juni 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover van belang, het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat appellant ervan op de hoogte was dat hij een WAO-aanvulling van de Stichting Pensioenfonds TNT ontving. Hij heeft dit bij de aanvraag van de toeslag niet vermeld, terwijl het aanvraagformulier hier duidelijk de gelegenheid toe biedt. Ook heeft appellant niet op een ander moment uit eigen beweging mededeling gedaan dat hij een WAO-aanvulling ontving. Het kon appellant redelijkerwijs duidelijk zijn dat het ontvangen van deze WAO-aanvulling van invloed zou kunnen zijn op de hoogte van de toeslag die hij ontving. Appellant is zijn verplichting op grond van artikel 12 van de TW niet nagekomen en dit heeft geleid tot het betalen van een te hoog bedrag aan toeslag. Gelet hierop heeft het Uwv de toekenning van de toeslag kunnen herzien. Over de stelling van appellant dat hij bij de aanvraag van de toeslag als bijlage een specificatie van zijn uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) heeft bijgevoegd waarop is aangegeven dat hij een pensioen ontving, zijnde de WAO-aanvulling, heeft de rechtbank overwogen dat, ook indien het meesturen van deze specificatie vastgesteld had kunnen worden, appellant niet heeft voldaan aan zijn actieve inlichtingenplicht. Hij diende ondubbelzinnig en duidelijk zijn inkomsten op te geven en heeft niet aan deze eis voldaan nu hij de WAO-aanvulling niet op het aanvraagformulier heeft ingevuld. Hetgeen appellant heeft aangevoerd levert geen dringende reden op om van terugvordering af te zien. Het Uwv heeft daarom tot terugvordering kunnen overgaan.
5. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat aannemelijk is dat de specificatie van de WWB-uitkering bij de aanvraag van de toeslag was gevoegd en dat het Uwv aannemelijk dient te maken dat dit niet het geval is. Omdat het Uwv daarin niet is geslaagd moet ervan worden uitgegaan dat de WWB-specificatie bij de aanvraag van de toeslag is gevoegd. Dat leidt tot de conclusie dat hij zijn inlichtingenplicht niet heeft geschonden. Dat hij de
WAO-aanvulling ontving blijkt immers uit deze specificatie, die hij juist heeft bijgevoegd om een volledig inzicht in zijn inkomsten te bieden. Van het Uwv mag worden verwacht dat het de bij de aanvraag gevoegde stukken inhoudelijk bekijkt. De overgelegde uitkeringsspecificatie biedt een zeer eenvoudige en praktische mogelijkheid tot verificatie van de in het aanvraagformulier vermelde gegevens. Er zijn dringende redenen om van terugvordering af te zien, nu het terug te vorderen bedrag reeds was ingehouden op de bijstandsuitkering. Bovendien heeft appellant als gevolg van de terugvordering de nodige problemen met de belastingdienst.
6. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
6.1.
In hoger beroep heeft appellant de in eerdere fasen van de procedure naar voren gebrachte gronden en argumenten in essentie herhaald. Deze hebben de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad sluit zich aan bij dit oordeel en de overwegingen van de rechtbank. In het midden kan blijven of appellant de WWB-specificatie bij het aanvraagformulier heeft gevoegd, nu ook in dat geval hij op het formulier zelf opgave had moeten doen van de WAO-aanvulling. Het formulier bood daarvoor ook een invulmogelijkheid. Bovendien is uit de, in beroep overgelegde, WWB-uitkeringsspecificatie van november 2007 niet op te maken dat de vermelding ‘pensioen klant’ een aanvulling op de WAO-uitkering van appellant betrof.
6.2.
Evenmin als de rechtbank acht de Raad dringende redenen aanwezig om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat appellant zijn stellingen hierover niet met stukken heeft onderbouwd.
7. Uit wat is overwogen in 6.1 en 6.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
8. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en E. Dijt als leden, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2015.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) I. Mehagnoul

AP