ECLI:NL:CRVB:2015:3541

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
14/7092 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na intrekking

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Op 6 april 2015 verzocht appellante om uitstel van haar hoger beroep, maar op 18 april 2015 trok zij haar hoger beroep in. Later, op 9 juni 2015, heeft appellante geprobeerd deze intrekking ongedaan te maken, omdat zij geen antwoord had gekregen op een vraag over de behandeling van nieuwe medische verslagen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 oktober 2015 geoordeeld dat de intrekking van het hoger beroep rechtsgeldig was en dat deze niet meer ongedaan kon worden gemaakt na het verstrijken van de beroepstermijn. De Raad concludeerde dat appellante bewust had gekozen voor intrekking en dat er geen omstandigheden waren die haar in een situatie van dwaling of dwang hadden gebracht. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees een proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

14/7092 WWAJ
Datum uitspraak: 14 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
18 november 2014, 14/2951 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. Keizer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Op 6 april 2015 heeft appellante om uitstel van haar hoger beroep verzocht.
Bij brief van 18 april 2015 heeft appellante haar hoger beroep ingetrokken.
Bij brief van 8 mei 2015 heeft appellante verzocht haar brief van 18 april 2015 als niet geschreven te beschouwen.
Desgevraagd heeft appellante de intrekking van haar hoger beroep bij brief van 9 juni 2015 toegelicht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar begeleidend jobcoach [naam] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.

OVERWEGINGEN

1. Appellante heeft in haar brief van 9 juni 2015, samengevat, toegelicht dat zij het hoger beroep heeft ingetrokken omdat zij geen antwoord had gekregen op haar bij brief van 6 april 2015 aan de Raad gestelde vraag of bij de behandeling van haar hoger beroep ook nieuwe medische verslagen in de beoordeling zouden worden betrokken. Omdat zij in dezelfde periode ook op een hoorzitting van het Uwv zou verschijnen wilde zij de zaken niet parallel laten lopen. Vanwege de psychische belasting die een nieuwe, lange procedure bij het Uwv zal vergen, heeft zij op 9 juni 2015 gemeld alsnog haar beroep bij de Raad te willen doorzetten.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad kan een bevoegdelijk gedane intrekking van een beroep na het verstrijken van de beroepstermijn niet meer ongedaan worden gemaakt, tenzij sprake is van betrokkene niet toe te rekenen omstandigheden, waardoor hij in een situatie van dwaling verkeerde of blijkt van dwang of bedrog van enige zijde teneinde de betrokkene ertoe te bewegen het beroep in te trekken (ECLI:NL:CRVB:2005:AT4963, ECLI:NL:CRVB:2007:BA5872).
2.2.
Voor dit geval is van belang dat appellante weliswaar een veelheid aan klachten kent, zoals uit de door haar ingezonden medische gegevens blijkt, waaronder de vaststelling dat zij lijdt aan het syndroom van Asperger, maar dat uit die gegevens niet aannemelijk wordt dat zij niet in staat is haar belangen zelf dan wel door anderen te laten behartigen. Uit wat appellante over de intrekking van haar hoger beroep heeft gemeld en ter zitting heeft toegelicht moet worden geconcludeerd dat appellante bewust tot intrekking van het hoger beroep heeft besloten, en na enkele weken daarvan spijt kreeg. Dat kan niet als een situatie van dwaling als in 2.1 bedoeld worden aangemerkt. Daarbij komt dat appellante zich aanvankelijk had voorzien van juridische bijstand en zij, toen deze zich had teruggetrokken, vanaf januari 2015 is bijgestaan door [naam] . Niet valt in te zien dat appellante zonder dat het haar is toe te rekenen geen gebruik heeft gemaakt van deze of andere begeleiding bij de afweging om de procedure door te zetten. Ook anderszins is van wilsgebreken bij appellante niet gebleken.
2.3.
Uit 2.1 en 2.2 volgt dat het hoger beroep rechtsgeldig is ingetrokken en dat die intrekking niet, zoals appellante beoogt, na het verstrijken van de hoger beroepstermijn ongedaan kan worden gemaakt. Dit betekent dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van
C. M.A.V. van Kleef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2015.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) C.M.A.V. van Kleef

UM