ECLI:NL:CRVB:2015:3612
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting en gezamenlijke huishouding
Op 20 oktober 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van [plaatsnaam]. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een schending van de inlichtingenverplichting. Appellant ontving bijstand via zijn partner, [naam], die op haar beurt bijstand ontving sinds 7 februari 2011. Het college heeft vastgesteld dat appellant en [naam] een gezamenlijke huishouding voerden, wat niet was gemeld door [naam]. Dit leidde tot een terugvordering van bijstandsuitkeringen over een periode van meer dan twee jaar, tot een bedrag van € 18.492,96.
De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij alleen bij [naam] kwam in verband met de kinderen. De Raad oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende bewijs boden voor de conclusie dat appellant en [naam] hun hoofdverblijf deelden. De Raad baseerde zich op verklaringen van [naam] en waarnemingen van de sociale recherche, die bevestigden dat appellant regelmatig op het adres van [naam] aanwezig was.
De Raad concludeerde dat de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering terecht waren, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.