ECLI:NL:CRVB:2015:3742
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- E. Dijt
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant had zich op 7 juni 2011 ziek gemeld vanwege rug- en knieklachten. Het Uwv had vastgesteld dat hij per einde wachttijd op 4 juni 2013 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderschreef. De appellant voerde in hoger beroep aan dat de geselecteerde functies niet aan de schatting ten grondslag gelegd hadden kunnen worden en dat zijn nierfunctiestoornis niet voldoende was meegenomen in de beoordeling. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts inzichtelijk had gemotiveerd dat de appellant was aangewezen op knie- en rugsparende arbeid en dat er geen sprake was van een ziektetoestand zonder benutbare mogelijkheden. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de geselecteerde functies passend waren voor de appellant en dat de loonsverhoging bij de bepaling van het maatmanloon terecht buiten beschouwing was gelaten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep werd verworpen.