ECLI:NL:CRVB:2015:3810
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet woonachtig zijn op uitkeringsadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant ontving sinds 24 mei 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en stond ingeschreven op een uitkeringsadres. Echter, er ontstond een vermoeden dat appellant niet daadwerkelijk op dit adres woonde, wat leidde tot een onderzoek door de Intergemeentelijke Sociale Dienst Cuijk. Dit onderzoek resulteerde in de intrekking van de bijstandsuitkering per 26 november 2012, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen. De rechtbank verklaarde de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder het extreem lage waterverbruik op het uitkeringsadres en de bevindingen van het huisbezoek. De Raad concludeerde dat het college aannemelijk had gemaakt dat appellant in de te beoordelen periodes niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad bevestigde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, wat de intrekking van de bijstand rechtvaardigde. Ook de aanvraag om bijstand na de intrekking werd afgewezen, omdat appellant niet had aangetoond dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.