ECLI:NL:CRVB:2015:3826
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens niet hoofdverblijf op opgegeven adres
In deze zaak heeft appellant op 2 september 2013 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Hij gaf aan te wonen op het adres van zijn ouders in Súdwest-Fryslân, wat overeenkwam met zijn inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Echter, uit onderzoek bleek dat appellant in de periode voor zijn aanvraag werkzaam was in de omgeving van [A.] en gebruik maakte van het adres van zijn vriendin voor loonbetalingen. Na een huisbezoek en gesprekken met de sociale dienst concludeerde het college dat appellant zijn hoofdverblijf niet op het opgegeven adres had en weigerde de aanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond.
In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of appellant zijn woonstede daadwerkelijk had verplaatst naar de gemeente Súdwest-Fryslân. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres had. De onderzoeksbevindingen gaven voldoende grondslag voor het standpunt van het college. De Raad bevestigde dat de inschrijving in de BRP niet doorslaggevend is voor de vraag waar iemand woont, en dat de feitelijke omstandigheden bepalend zijn. Appellant kon niet aantonen dat hij daadwerkelijk op het opgegeven adres woonde, en zijn beroep op eerdere uitspraken werd verworpen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.