ECLI:NL:CRVB:2015:396
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en geschiktheid voor functies na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen op basis van de vaststelling dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij zij het verzekeringsgeneeskundig onderzoek als zorgvuldig beschouwde en geen aanleiding zag om te twijfelen aan de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door bepaalde medische gegevens, zoals het psychiatrisch dossier en een MRI-verslag, niet mee te nemen in de beoordeling. Hij stelde dat zijn psychische en fysieke beperkingen onvoldoende waren erkend. Het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat de gronden van de appellant in hoger beroep herhalingen waren van eerdere argumenten en dat de rechtbank deze terecht had verworpen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om de conclusies van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken en dat de appellant geschikt was voor de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De Raad wees erop dat de geschiktheid voor de functies niet in twijfel werd getrokken, ondanks de door de appellant aangevoerde beperkingen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 13 februari 2015, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten.