ECLI:NL:CRVB:2015:398
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, was van mening dat hij meer beperkingen had dan door het Uwv was vastgesteld. Het Uwv had op 23 maart 2012 besloten dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde dit oordeel in haar uitspraak van 4 september 2013.
Appellant heeft in hoger beroep zijn medische gronden herhaald, waarbij hij stelde dat hij door een beroerte hersenschade had opgelopen, wat zijn functioneren ernstig beïnvloedde. Hij voerde aan dat de verzekeringsartsen te weinig beperkingen hadden aangenomen, waardoor hij de geselecteerde functies niet kon uitvoeren. Ter onderbouwing overhandigde hij verschillende medische rapporten.
De Raad oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat appellant niet had aangetoond dat deze rapporten inconsistenties vertoonden of onjuist waren. De Raad bevestigde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellant adequaat hadden vastgesteld. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.