ECLI:NL:CRVB:2015:3984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid van het onderzoek
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die zich op 17 januari 2011 heeft ziekgemeld als schoonmaakster vanwege rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 9 juli 2013 vastgesteld dat appellante met ingang van 6 mei 2013 geen recht heeft op een uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd in bezwaar en beroep door de rechtbank Amsterdam bevestigd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar lichamelijke en psychische beperkingen niet goed zijn ingeschat en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar gebruik van antidepressiva en een vitamine D-tekort. Ze heeft ook betoogd dat de verzekeringsgeneeskundige protocollen niet correct zijn toegepast.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de door het Uwv uitgevoerde verzekeringsgeneeskundige onderzoeken zorgvuldig zijn geweest. De Raad heeft vastgesteld dat alle relevante klachten en medische gegevens zijn meegenomen in de beoordeling. De FML van 25 september 2013, die de beperkingen van appellante vastlegde, werd als juist beoordeeld. De Raad heeft ook opgemerkt dat de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd heeft dat de door appellante ingebrachte medische informatie niet wezenlijk afwijkt van wat al bekend was.
Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt zijn en dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 november 2015.