ECLI:NL:CRVB:2015:3992
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van geschiktheid functies
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die eerder een WW-uitkering ontving na beëindiging van zijn dienstverband als mediaspecialist. Appellant heeft zich ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering, maar het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren dat het medisch oordeel onjuist was. Appellant heeft in hoger beroep zijn klachten herhaald, waaronder de impact van zijn polyneuropathie en hartklachten op zijn arbeidscapaciteit. Hij voerde aan dat deze klachten niet adequaat waren beoordeeld en dat er een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Het Uwv heeft echter verzocht om de eerdere uitspraak te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische klachten van appellant. De in hoger beroep overgelegde medische stukken gaven geen aanleiding om anders te oordelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellant, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, in staat was de voorgehouden functies te vervullen. De Raad oordeelde dat er geen reden was voor een veroordeling in de proceskosten.