ECLI:NL:CRVB:2015:4235
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing bijstandsaanvraag op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 november 2015 uitspraak gedaan. De appellant had in eerste instantie een aanvraag om bijstand ingediend, welke op 6 oktober 2011 werd afgewezen. Het college stelde dat de appellant onvoldoende medewerking had verleend, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag. De Raad had eerder op 31 maart 2015 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd geoordeeld dat het college de aanvraag ten onrechte had afgewezen. De Raad oordeelde dat de appellant niet verweten kon worden dat hij niet op de uitnodiging van het college was verschenen, en dat het college de aanvraag inhoudelijk diende te behandelen.
Na de tussenuitspraak heeft het college op 4 juni 2015 een nadere beslissing op bezwaar genomen, maar deze werd opnieuw ongegrond verklaard zonder inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. De Raad oordeelde dat het college niet had voldaan aan de opdracht uit de tussenuitspraak om de aanvraag inhoudelijk te behandelen. Hierdoor kon de Raad niet tot een definitieve beslechting van het geschil komen. De Raad heeft het college opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij de aanvraag van de appellant inhoudelijk wordt behandeld. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 2.205,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de Raad heeft bepaald dat tegen de nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.