ECLI:NL:CRVB:2015:4241
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een Wet Wajong-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wet Wajong-uitkering aan appellante, die lijdt aan chronische vermoeidheid. Appellante had op haar 18e verjaardag, in 2012, een aanvraag ingediend voor arbeids- en inkomensondersteuning, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag afgewezen. Het Uwv stelde dat appellante in staat was om met gangbare arbeid meer dan 75% van het minimumloon te verdienen, waardoor zij niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitkering.
De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat het onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv onvoldoende zorgvuldig was en dat haar beperkingen voor het verrichten van arbeid waren onderschat. Appellante overhandigde rapporten van haar behandelend neuroloog en andere medische stukken ter ondersteuning van haar standpunt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de rapporten waarop het Uwv zijn besluiten baseerde, van voldoende kwaliteit waren. De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar klachten, in medisch opzicht in staat was om de werkzaamheden te verrichten die aan de aan de schatting ten grondslag gelegde functies waren verbonden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek tot vergoeding van wettelijke rente en proceskosten af.