ECLI:NL:CRVB:2015:4269
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering op grond van de Wet WIA en de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zich had ziek gemeld, betwistte de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was en dat de conclusie dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, kon worden gedragen door de beschikbare medische informatie.
De appellant had zich in 2009 ziek gemeld en na de wachttijd was vastgesteld dat hij niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. In 2011 meldde hij zich opnieuw ziek, ditmaal met psychische en lichamelijke klachten, waarna hem een Ziektewet-uitkering werd toegekend. Het Uwv beëindigde deze uitkering in 2012, omdat appellant in staat werd geacht om bepaalde functies te vervullen. De rechtbank bevestigde deze beslissing, maar de appellant ging in hoger beroep.
In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet onzorgvuldig was. De verzekeringsarts had voldoende informatie van de behandelend artsen en had geen lichamelijk onderzoek hoeven verrichten, gezien de beschikbare gegevens. De Raad concludeerde dat er geen redenen waren om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek en de conclusies van het Uwv. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met een verbetering van gronden, maar zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigde dat appellant in staat werd geacht om een voorbeeldfunctie, zoals inpakker, te vervullen, en dat de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv juist waren.