ECLI:NL:CRVB:2015:4315
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank Amsterdam inzake arbeidsongeschiktheid en uitkering op grond van de Ziektewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid en de toekenning van een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Appellant, die laatstelijk werkzaam was als medewerker plantenexport, heeft zich ziek gemeld in verband met rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant niet in aanmerking komt voor een uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Dit besluit is gebaseerd op medische rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige.
De rechtbank heeft in twee aangevallen uitspraken geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant geschikt is voor bepaalde functies, ondanks zijn gezondheidsklachten. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv ten onrechte is uitgegaan van de functies die in de eerdere besluiten zijn vermeld en dat hij niet in staat is om de functie met sbc-code 111180 te verrichten, omdat hij niet langer dan 60 minuten kan staan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraken bevestigd. De Raad oordeelt dat het Uwv op goede gronden heeft vastgesteld dat appellant geschikt is voor de functies die in de besluiten zijn genoemd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische oordelen van de verzekeringsartsen. De Raad concludeert dat van ongeschiktheid in de zin van de ZW geen sprake is, omdat appellant op de relevante data geschikt is geacht voor de functies die zijn geselecteerd.
De uitspraak van de Raad bevestigt de eerdere beslissingen van de rechtbank en het Uwv, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.