ECLI:NL:CRVB:2015:4424

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
13/3599 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake uitkering op grond van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een geschil tussen appellante, een vennootschap onder firma, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv een deugdelijke motivering ontbeert. De Raad heeft het Uwv opgedragen om het gebrek in de besluitvorming te herstellen. Na de tussenuitspraak heeft het Uwv op 31 juli 2015 een nieuw besluit genomen, waarin het eerdere besluit van 16 juli 2012 werd herroepen en werd vastgesteld dat de werknemer de wachttijd had volgemaakt. Appellante heeft geen gronden ingediend tegen dit nieuwe besluit, waardoor de Raad het besluit van 31 juli 2015 niet bij de beoordeling van het hoger beroep heeft betrokken. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd, het beroep van appellante gegrond verklaard en het besluit van 14 september 2012 vernietigd. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente en proceskosten aan appellante, die in totaal € 1.960,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

13/3599 WIA
Datum uitspraak: 4 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 juni 2013, 12/9946 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[naam v.o.f.] te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 1 mei 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1878) een tussenuitspraak gedaan.
Op 31 juli 2015 heeft het Uwv een gewijzigd besluit genomen.
Namens appellante heeft mr. J.M. Breevoort hierop zijn zienswijze gegeven en gevraagd het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Raad bepaald dat het nadere onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Voor een uiteenzetting van de feiten wordt verwezen naar de onder het procesverloop vermelde tussenuitspraak.
2. Bij besluit van 16 juli 2012 heeft het Uwv beslist dat voor [X.] (werknemer) met ingang van 16 augustus 2012 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij voor het einde van de wachttijd van 104 weken hersteld was.
3. Bij besluit van 14 september 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv, voor zover van belang, het bezwaar van appellante tegen het besluit van 16 juli 2012 (kennelijk) ongegrond verklaard.
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellante ingestelde beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
5. Bij de in het procesverloop vermelde tussenuitspraak heeft de Raad - kort gezegd - geoordeeld dat het bestreden besluit een deugdelijke en draagkrachtige motivering ontbeert en is aan het Uwv de opdracht gegeven het vastgestelde gebrek in de besluitvorming te herstellen.
6. Ter uitvoering van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen heeft het Uwv een nieuw besluit genomen, gedateerd 31 juli 2015. Bij dit besluit heeft het Uwv het bestreden besluit gewijzigd en onder meer vastgesteld dat de werknemer vanaf zijn ziekmelding op
19 augustus 2010 wordt geacht op 19 augustus 2012 de wachttijd te hebben volgemaakt. Het besluit van 16 juli 2012 is herroepen.
7. Bij brief van 1 september 2015 heeft gemachtigde van appellante, gevraagd naar haar zienswijze op de nieuwe besluitvorming, geen gronden ingediend. De Raad is verzocht uitspraak te doen en het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb zal de Raad het besluit 31 juli 2015 dan ook niet bij de beoordeling van het hoger beroep meenemen.
8. Uit overweging 2 tot en met 7 vloeit voort dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, met gegrondverklaring van het beroep tegen het bestreden besluit en vernietiging van dat besluit.
9. De vordering van appellante om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van wettelijke rente over het bedrag dat als gevolg van de herroeping van het besluit van 16 juli 2012 door het Uwv zal worden nabetaald, zal - indien een nabetaling aan de orde is - worden toegewezen. De wettelijke rente moet worden berekend overeenkomstig de uitspraak van de Raad van
25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
10. Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 980,- wegens verleende rechtsbijstand in beroep (indiening beroepschrift en bijwonen zitting) en op € 980,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep (indiening beroepschrift en bijwonen zitting). Het Uwv dient een bedrag van in totaal
€ 1.960,- aan appellante betaalbaar te stellen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 14 september 2012;
  • veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan appellante van de wettelijke rente zoals onder 9 van
deze uitspraak is vermeld;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.960,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 160,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en R.E. Bakker en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van J.R. van Ravenstein als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2015.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) J.R. van Ravenstein

AP