ECLI:NL:CRVB:2015:4595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering en de vaststelling van beperkingen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die haar beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering ongegrond had verklaard. Appellante, die van 1 oktober 2000 tot en met 30 juni 2009 als verkoopster werkzaam was, meldde zich ziek op 28 september 2009 met aanhoudende fysieke klachten, met name aangezichtspijn. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde op basis van een medisch onderzoek dat appellante met ingang van 26 september 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en verleende haar geen WIA-uitkering. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de door appellante ervaren pijnklachten niet medisch objectiveerbaar waren en dat de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid correct was.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw betoogd dat haar duurzame inzetbaarheid voor werk uitgesloten is en dat het verzuimrisico veel hoger zal zijn dan 25%. De deskundige, dr. W.H.P.J. Linssen, heeft echter in zijn rapport van 9 februari 2015 geconcludeerd dat er geen indicatie is dat het verzuimrisico meer dan 25% zou zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de aan appellante voorgehouden functies binnen haar vastgestelde belastbaarheid blijven. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de beperkingen van appellante niet heeft onderschat en dat het verzuimrisico acceptabel is, conform vaste rechtspraak. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.