Uitspraak
12 december 2013, 13/306 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking van een WIA-uitkering en de terugvordering van eerder betaalde uitkeringen aan appellante, die zich had ziek gemeld vanwege psychische klachten. De Raad oordeelde dat appellante, op basis van medische gegevens en een expertise-rapport van psychiater H. Kondakçi, in staat was om loonvormende arbeid te verrichten. Het rapport concludeerde dat appellante haar klachten had gesimuleerd en de onderzoekende artsen bewust had misleid. De Raad bevestigde dat de intrekking van de uitkering met terugwerkende kracht gerechtvaardigd was, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was op het moment van toekenning van de uitkering. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef dit oordeel. De Raad oordeelde dat er geen strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat de intrekking en terugvordering het gevolg waren van onjuiste informatieverstrekking door appellante. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.