ECLI:NL:CRVB:2015:473
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum bijstand en herhaalde bijstandsaanvraag zonder toekenning met terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de bijstand voor appellant, die zich op 18 mei 2010 meldde bij het UWV Werkbedrijf voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) met een gewenste ingangsdatum van 14 februari 2010. Het college van burgemeester en wethouders van Helmond heeft de aanvraag om bijstand afgewezen, omdat appellant onvoldoende inlichtingen had verstrekt over zijn financiële situatie. Na een herhaalde aanvraag op 26 januari 2011, heeft het college bij besluit van 19 mei 2011 bijstand toegekend met ingang van 26 januari 2011, maar geen bijstand verleend voor de periode van 14 februari 2010 tot 26 januari 2011. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een terugkeer op eerdere besluiten rechtvaardigden.
De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht zou moeten worden verleend. De Raad benadrukte dat voor de periode van 14 februari 2010 tot 15 december 2010 al besluitvorming had plaatsgevonden en dat appellant geen nieuwe feiten had aangedragen. Voor de periode van 16 december 2010 tot 25 januari 2011 was er geen besluitvorming, maar ook hier ontbraken bijzondere omstandigheden die een afwijking van het uitgangspunt rechtvaardigden dat geen bijstand wordt verleend voor een periode voorafgaand aan de aanvraag. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.