ECLI:NL:CRVB:2015:4746
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsaanvraag en afwijzing door college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellante had op 23 juli 2013 bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en ontving tot 2 augustus 2013 een WW-uitkering. Het college heeft haar aanvraag afgewezen op basis van een huisbezoek dat op 19 oktober 2013 heeft plaatsgevonden, waarbij klantmanagers twijfels hadden over de woonsituatie van appellante. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het verslag van het huisbezoek niet met zekerheid kan worden vastgesteld als een juiste weergave van de waarnemingen van de klantmanagers. Appellante heeft van meet af aan de juistheid van het verslag betwist en er zijn onzorgvuldigheden in het verslag erkend. De Raad concludeert dat appellante voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij woonachtig was op het uitkeringsadres, wat de rechtbank niet heeft onderkend. Het hoger beroep slaagt, de aangevallen uitspraak wordt vernietigd en het college wordt veroordeeld tot het verlenen van bijstand aan appellante met terugwerkende kracht.