ECLI:NL:CRVB:2015:61
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- P.W. van Straalen
- F. Hoogendijk
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van algemene bijstand op grond van niet-levensvatbaarheid van een bedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de rechtbank Den Haag. De appellanten, die bijstand ontvingen op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), hebben bezwaar gemaakt tegen de intrekking van hun bijstandsverlening. De Raad heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag de bijstand heeft beëindigd omdat het bedrijf van appellante niet levensvatbaar werd geacht. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de beoordeling van de levensvatbaarheid van het bedrijf door het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK). Het IMK concludeerde dat de omzet van het bedrijf niet voldoende was om de levensvatbaarheid te waarborgen. De Raad heeft geoordeeld dat de intrekking van de bijstand niet met terugwerkende kracht kon plaatsvinden, omdat het Bbz 2004 geen ruimte biedt voor intrekking op basis van niet-levensvatbaarheid. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de bijstand per 1 oktober 2012 wordt beëindigd, waarbij het college verplicht werd om de bijstand voor september 2012 alsnog uit te betalen. Tevens is het college veroordeeld in de kosten van de appellanten, die zijn begroot op € 2.922,-.