In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van 21 mei 2012. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.M. Rietveldt, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een Wajong-uitkering toe te kennen. Het Uwv had in eerdere besluiten, waaronder een besluit van 10 november 2009, gesteld dat appellant niet in aanmerking kwam voor een uitkering omdat er geen sprake zou zijn van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn diagnose Attention Deficit Disorder/Pervasieve ontwikkelingsstoornis (ADD/PDD-NOS) en dat hij hierdoor ernstig belemmerd wordt in zijn deelname aan het arbeidsproces. De Raad heeft de deskundige prof. dr. R.A. Schoevers geraadpleegd, die in zijn rapport concludeerde dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen adequaat waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellant en dat de door appellant ingebrachte argumenten niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.192,50 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de beperkingen van de appellant en de rol van deskundigen in het proces.