ECLI:NL:CRVB:2015:686
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de herziening van WAO-uitkering en medische geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland met betrekking tot de herziening van de WAO-uitkering van appellant. Appellant, die sinds 1998 arbeidsongeschikt is, ontving aanvankelijk een WAO-uitkering van 80 tot 100%, maar deze werd in 2009 herzien naar 15 tot 25%. Na bezwaar werd deze herziening teruggedraaid, maar in 2009 werd opnieuw vastgesteld dat appellant geschikt was voor bepaalde functies. De rechtbank heeft een deskundige benoemd, psychiater N.J. de Mooij, die concludeerde dat appellant op de relevante datum psychische beperkingen had, maar dat deze niet belemmerend waren voor het vervullen van de functies die hem waren voorgehouden. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de deskundige heeft gevolgd en dat er nieuwe medische informatie was die een herbeoordeling rechtvaardigde. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht de deskundige heeft gevolgd, omdat het rapport zorgvuldig en consistent was. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat er geen reden is om aan de conclusies van de deskundige te twijfelen. De Raad concludeert dat het Uwv appellant op 2 april 2012 terecht geschikt heeft geacht voor de functies en dat de beëindiging van de ZW-uitkering gerechtvaardigd was.