ECLI:NL:CRVB:2015:801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstand op basis van inkomsten uit werkzaamheden als toiletjuffrouw
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de intrekking en herziening van bijstandsuitkeringen aan appellante werd behandeld. Appellante ontving sinds 29 september 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding dat zij sinds vier jaar werkzaam was als toiletjuffrouw bij een club, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, waarnemingen en verhoren van betrokkenen, waaronder de eigenaar van de club en een medewerker verantwoordelijk voor de toiletten. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellante inkomsten had uit deze werkzaamheden, die zij niet had gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar.
Op basis van deze bevindingen heeft het college op 25 oktober 2012 de bijstand van appellante herzien en de bijstand over een bepaalde periode ingetrokken. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag boden voor de standpunten van het college.
In hoger beroep heeft appellante de gronden van bezwaar en beroep herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep verworpen. De Raad concludeert dat de verklaringen van betrokkenen en de onderzoeksresultaten voldoende bewijs leveren voor de inkomsten van appellante, en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de besluitvorming door het college. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.