ECLI:NL:CRVB:2015:817
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- O.L.H.W.I. Korte
- W.F. Claessens
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens onduidelijke woon- en leefsituatie van een dakloze
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 21 juli 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstand van appellant ingetrokken op 10 december 2011, omdat hij in detentie was. Na zijn detentie heeft het college de bijstand niet hersteld, omdat de woon- en leefsituatie van appellant onduidelijk was. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij zijn inlichtingenverplichting niet heeft geschonden en dat hij niet op de hoogte was van de vereiste nachten in de nachtopvang.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant in de periode van 21 december 2011 tot en met 23 januari 2012 niet aan de inlichtingenverplichting heeft voldaan. De Raad benadrukt dat controleerbare gegevens over de feitelijke woon- en verblijfplaats essentieel zijn voor het recht op bijstand. Appellant heeft slechts acht nachten in een erkende nachtopvang doorgebracht, terwijl de gemeente Rotterdam vereist dat daklozen zeventien nachten of meer per maand in de nachtopvang verblijven. De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat hij recht had op bijstand in de beoordelingsperiode, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.