Uitspraak
23 februari 2015, 14/2704 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almere niet-ontvankelijk heeft verklaard en het beroep tegen een ander besluit ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkeringen die ten onrechte zijn verstrekt aan B, omdat zij geen melding heeft gemaakt van het voeren van een gezamenlijke huishouding met appellant. Het college heeft op basis van de wettelijke inlichtingenverplichting van B en de gezamenlijke huishouding met appellant besloten om de bijstandsuitkeringen terug te vorderen. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellant in de relevante periode een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met B, en dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de terugbetaling van de ten onrechte verstrekte bijstand. De Raad heeft geoordeeld dat de argumenten van appellant niet opwegen tegen de wettelijke bepalingen en dat de terugvordering rechtmatig is. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.