Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante, die sinds 27 juli 2010 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had een verzoek ingediend om de korting op haar bijstand te beëindigen. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat er geen door de rechter vastgestelde alimentatieverplichting was van haar ex-partner en dat deze geen draagkracht had om te betalen.
Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem had eerder besloten om de bijstand van appellante te herzien en een bedrag van € 3.087,50 terug te vorderen. Na een afwijzing van haar verzoek door het college, heeft appellante beroep aangetekend bij de rechtbank, die haar beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft appellante hoger beroep ingesteld.
De Raad overweegt dat op het verzoek van appellante artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit artikel vereist dat de aanvrager nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aanvoert. De Raad oordeelt dat de argumenten die appellante in haar verzoek naar voren heeft gebracht, niet kunnen worden aangemerkt als nieuwe feiten of omstandigheden. Het college was derhalve bevoegd om het verzoek om terug te komen van het eerdere besluit af te wijzen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.