ECLI:NL:CRVB:2016:1739
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de compensatieplicht op grond van de Wmo voor lokaal versus bovenregionaal vervoer
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die lijdt aan verschillende medische aandoeningen, had een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor bovenregionaal vervoer naar ziekenhuizen in Leuven en Gent. Het college van burgemeester en wethouders van Venlo had deze aanvraag afgewezen, met het argument dat de Wmo alleen compensatie biedt voor lokaal vervoer en niet voor bovenregionaal vervoer. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische situatie van de appellant en de eerdere toekenning van een vervoersvoorziening. De Raad heeft geoordeeld dat de compensatieplicht van de Wmo inderdaad alleen betrekking heeft op lokaal vervoer en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De Raad heeft bevestigd dat het college niet verplicht is om voorzieningen te treffen voor bovenregionaal vervoer, en dat de appellant gebruik kan maken van de regiotaxi voor lokaal vervoer. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het verzoek van de appellant om schadevergoeding is afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Wmo en de grenzen van de compensatieplicht, waarbij de Raad duidelijk maakt dat bovenregionaal vervoer niet onder de Wmo valt, tenzij er sprake is van bijzondere situaties die niet zijn aangetoond in deze zaak.