ECLI:NL:CRVB:2016:2007
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de eigen bijdrage in de zorg op basis van het Bijdragebesluit zorg
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het CAK ongegrond heeft verklaard. Appellante, geboren in 1950, verblijft sinds juli 2013 in een zorginstelling en is op grond van het Bijdragebesluit zorg (Bbz) een eigen bijdrage verschuldigd die door het CAK wordt vastgesteld. Het CAK heeft de eigen bijdrage per 1 januari 2014 vastgesteld op € 206,03 per maand, gebaseerd op de inkomensgegevens van appellante en haar echtgenoot van het jaar 2012. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling en verzocht om herziening op basis van haar actuele inkomen, wat resulteerde in een voorlopige herziening naar € 156,- per maand.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het CAK de eigen bijdrage correct heeft vastgesteld, waarbij het minimum van € 156,- per maand voor de lage eigen bijdrage is gehanteerd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de hoogte van de eigen bijdrage onjuist is vastgesteld, omdat er geen rekening is gehouden met de bijstandsnorm volgens de Wet werk en bijstand (WWB).
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de wetgever in de AWBZ en het Bbz een dwingende regeling heeft vastgelegd voor de eigen bijdrage, zonder mogelijkheid tot afwijking. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet in aanmerking komt voor een lagere eigen bijdrage, omdat haar inkomen boven de voor haar geldende norm ligt. De Raad heeft het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, evenals het verzoek om schadevergoeding.