ECLI:NL:CRVB:2016:2103
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- G. van Zeben-de Vries
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1988, een Wajong-uitkering aangevraagd, waarbij de datum van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 16 januari 2008. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar aanvraag in eerste instantie niet in behandeling genomen omdat zij niet op het spreekuur van de verzekeringsarts is verschenen. Na meerdere aanvragen en afwijzingen, heeft het Uwv op 21 augustus 2012 besloten om de Wajong-uitkering te weigeren, omdat appellante na de wachttijd van 52 weken in staat was om ten minste 75% van het maatmaninkomen te verdienen.
Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat het Uwv zich op een juiste datum in geding heeft gebaseerd en dat de medische en arbeidskundige beoordelingen zorgvuldig zijn uitgevoerd. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij meer beperkingen ondervindt dan door het Uwv is aangenomen, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle relevante informatie heeft meegenomen en dat de door appellante ingebrachte rapporten niet voldoende onderbouwd waren om tot een ander oordeel te komen.
De Raad concludeert dat appellante, ondanks haar psychische en fysieke beperkingen, in staat is om de geselecteerde functies te vervullen en dat het Uwv terecht heeft geweigerd haar een Wajong-uitkering toe te kennen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.