Uitspraak
OVERWEGINGEN
.De eerst ter zitting aangevoerde grond over doofheid aan een zijde kan bij gebrek aan enige medische onderbouwing niet slagen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich ziek had gemeld met psychische klachten en chronische rug- en beenklachten, had bezwaar gemaakt tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uwv. Het Uwv had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn uitkeringsaanvraag. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen psychiatrische diagnose was gesteld.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. Hij betwistte de vastgestelde beperkingen en stelde dat zijn slechthorendheid niet was meegenomen in de beoordeling. De Raad heeft het medisch onderzoek als volledig en zorgvuldig beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de rapporten van de verzekeringsartsen en de deskundigen. De Raad concludeerde dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen juist waren en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch passend waren voor appellant.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.P.M. Zeijen als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 10 juni 2016.