ECLI:NL:CRVB:2016:2177
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening op basis van niet verstrekte gegevens en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had niet alle gevraagde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom. Dit leidde tot de opschorting en intrekking van zijn bijstandsverlening. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet binnen de gestelde hersteltermijn de benodigde informatie heeft aangeleverd, waaronder bankafschriften van zijn Engelse bankrekening. De Raad oordeelde dat het verzuim appellant te verwijten was, aangezien hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij redelijkerwijs niet over de gevraagde gegevens kon beschikken.
De Raad heeft verder overwogen dat de appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn verblijf in Engeland en de bijschrijvingen op zijn bankrekening. De onderzoeksbevindingen toonden aan dat appellant beschikte over onbekende inkomstenbronnen, waardoor zijn bijstandbehoevendheid niet kon worden vastgesteld. De Raad bevestigde de intrekking van de bijstand over verschillende perioden en oordeelde dat het dagelijks bestuur terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om de bijstand in te trekken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.