In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die stelt dat zij arbeidsongeschikt is. De Raad heeft in een tussenuitspraak op 9 oktober 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3683) gebreken vastgesteld in het bestreden besluit van het Uwv. Het Uwv heeft daarop een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) ingediend, waarin de beperkingen van appellante opnieuw zijn beoordeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullend onderzoek gedaan naar de psychische gezondheidstoestand van appellante en heeft enkele beperkingen in de FML opgenomen. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat de geselecteerde functies van productiemedewerker metaal en elektro-industrie, snackbereider (handmatig) en medewerker tuinbouw binnen de belastbaarheid van appellante vallen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de gebreken in het bestreden besluit heeft hersteld en dat appellante met ingang van 30 januari 2012 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.480,- en dient het Uwv het griffierecht van € 160,- te vergoeden.