Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen de besluiten van 13 maart 2014 en 28 mei 2014 voor zover daarbij
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de WIA-uitkering van appellant en de terugvordering van te veel ontvangen uitkeringen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad had eerder op 7 december 2015 een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat appellant in de periode dat hij een WGA-uitkering ontving, werkzaamheden heeft verricht zonder dit te melden aan het Uwv, waardoor hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad oordeelde dat de inkomsten uit arbeid over de jaren 2009, 2010 en 2012 correct waren vastgesteld, maar dat de herziening van de WGA-uitkering en de terugvordering over 2011 onzorgvuldig was voorbereid. Het Uwv heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak een nieuw besluit genomen waarin de inkomsten uit arbeid over 2011 zijn vastgesteld op € 21.300,- en het terug te vorderen bedrag op € 37.071,81. Appellant maakte bezwaar tegen deze wijziging en stelde dat het terug te vorderen bedrag lager zou moeten zijn. De Raad heeft het nieuwe besluit van het Uwv betrokken bij zijn oordeelsvorming en vastgesteld dat het hoger beroep van appellant gedeeltelijk slaagde. De Raad vernietigde de eerdere besluiten van het Uwv voor zover deze betrekking hadden op de inkomsten uit arbeid over 2011 en het totale terug te vorderen bedrag. De Raad oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 3.720,- en dat het Uwv het griffierecht van appellant moest vergoeden.