ECLI:NL:CRVB:2016:2578

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
14/5588 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand wegens betrokkenheid bij hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant op grond van zijn betrokkenheid bij een hennepkwekerij. Appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had recht op een toeslag van 10% als alleenstaande jongere onder de 21 jaar. De zaak kwam aan het licht na een melding bij de politie over hennepteelt op het uitkeringsadres van appellant. Na een warmtemeting en een inval door de politie werden hennepresten en kwekerij-attributen aangetroffen. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft daarop de bijstand van appellant ingetrokken, omdat hij geen melding had gemaakt van zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij en de daaruit voortvloeiende inkomsten.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen de intrekking van de bijstand ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden voldoende aannemelijk maakten dat er een hennepkwekerij aanwezig was en dat appellant daarbij betrokken was. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat de rechtbank onterecht had geoordeeld en dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten terecht waren.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/5588 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant
van 13 augustus 2014, 14/458 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Aerts, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. A.W.M. van de Wouw heeft zich als opvolgend gemachtigde gesteld en aanvullende gronden van het hoger beroep ingediend.
De zaak is, gevoegd met de zaak 14/5579 WWB, aan de orde gesteld ter zitting van
31 mei 2016. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. In de zaak 14/5579 WWB wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving ten tijde in geding bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande, jonger dan 21 jaar, met een toeslag van 10%.
1.2.
Op 23 januari 2013 is bij de politie een melding binnengekomen dat op het adres [adres] (uitkeringsadres) hennep wordt geteeld op de bovenverdieping en dat vanuit de woning wiet wordt verkocht door de volwassen zonen van [naam] (C), onder wie appellant, die bij haar inwoont. Op 1 maart 2013 heeft de politie met betrekking tot deze woning met een infrarood camera een zogenoemde warmtemeting gedaan met positief resultaat, dat wil zeggen met een afwijkend thermisch beeld. Op 13 maart 2013 heeft de politie een inval in de woning op het uitkeringsadres gedaan en heeft daarbij onder meer hennepresten aangetroffen alsmede diverse attributen, die bij hennepteelt plegen te worden gebruikt. De directe aanleiding daartoe was een melding dat op diezelfde dag in de [straat] achter een elektriciteitshuisje twee vuilniszakken met hennepafval waren gedumpt door de inzittenden van een rode Peugeot met kenteken op naam van C. C en haar twee zonen zijn door de politie aangehouden en op 15 maart 2013 verhoord. Uit de onderzoeksbevindingen heeft de politie de conclusie getrokken dat sprake moet zijn geweest van ten minste één oogst. Daarop heeft een medewerker van het team Handhaving Sociale Zekerheid een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de verleende bijstand. De onderzoeksactiviteiten en bevindingen daarvan zijn neergelegd in een rapport van 16 mei 2013.
1.3.
Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten heeft het college bij besluit van 1 juli 2013 (besluit 1) de bijstand van appellant ingetrokken over de periode van 16 januari 2013 tot en met 12 maart 2013. Daaraan is ten grondslag gelegd dat appellant bij het college geen melding heeft gemaakt van zijn betrokkenheid bij en inkomsten uit de in de woning van C geëxploiteerde hennepkwekerij met als gevolg dat het recht op bijstand over die periode niet is vast te stellen. Voor de periode van intrekking van de bijstand heeft het college negen weken (de gemiddelde duur van één kweekcyclus) aangehouden en teruggerekend vanaf de datum waarop de hennepresten en kwekerij-attributen in de woning, zolder en schuur van C zijn aangetroffen. Bij besluit van 2 juli 2013 (besluit 2) heeft het college een bedrag van
€ 434,68 teruggevorderd wegens over de periode van 16 januari 2013 tot en met 12 maart 2013 ten onrechte verleende bijstand. Bij besluit van 5 december 2013 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat de in 1.2 vermelde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien voldoende aannemelijk maken dat in de woning van C een hennepkwekerij aanwezig is geweest, met een omvang die groter was dan wat voor eigen gebruik wordt gedoogd, en dat het college daarbij heeft kunnen uitgaan van één oogst. Voorts acht de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat appellant op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de hennepkwekerij op de zolder in de woning van C en daaruit geen inkomsten ontving. Door geen melding te maken van de hennepkwekerij heeft appellant de wettelijke inlichtingenverplichting geschonden. Appellant heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hij in de in 1.3 genoemde periode recht op bijstand zou hebben gehad als hij die melding wel had gedaan, zodat het college gehouden was tot intrekking van de bijstand en terugvordering van de kosten van bijstand over die periode. Het verzoek van appellant tot vergoeding van gelden schade is afgewezen.
3. In hoger beroep heeft appellant zich gekeerd tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het beroep ongegrond is verklaard. Daarbij heeft hij de in beroep aangevoerde gronden herhaald en een Aantekening mondeling vonnis van de politierechter van 16 december 2014 overgelegd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Onderschreven wordt het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd. Nu appellant niet heeft aangegeven waarom het oordeel van de rechtbank - met inbegrip van de door haar weerlegde gronden - niet juist zou zijn, wordt in beginsel volstaan met verwijzing naar de aangevallen uitspraak. De Raad voegt daaraan nog toe dat de verwijzing van appellant in hoger beroep naar de uitspraak van 7 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1449, reeds geen doel treft, omdat het in die zaak ging om de vraag of de bijstandontvanger betrokken was bij de exploitatie van een hennepkwekerij in een andere dan de eigen woning. Het door appellant in hoger beroep overgelegde extract van het vonnis van de politierechter brengt de Raad niet tot een ander oordeel, reeds omdat daaruit niet blijkt van welk(e) concrete ten laste gelegde feit(en) appellant is vrijgesproken en op welke gronden.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal dan ook worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en F. Hoogendijk en J.L. Boxum als leden, in tegenwoordigheid van M.S. Spek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2016.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) M.S. Spek

JL