ECLI:NL:CRVB:2016:2598
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar tegen verplichting tot medewerking aan onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 11 maart 2015 het beroep ongegrond verklaarde. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking A2-gemeenten, dat haar verplichtte om medewerking te verlenen aan een onderzoek door Argonaut. Het dagelijks bestuur had eerder, op 9 juli 2014, aanvullende bijstand toegekend aan appellante, maar daarbij ook gewezen op haar verplichtingen onder de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante stelde dat zij niet verplicht was om mee te werken aan het onderzoek, omdat zij al medisch was beoordeeld in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het procesbelang van appellante niet verloren was gegaan, ondanks haar medewerking aan het onderzoek. De Raad benadrukte dat appellante niet gedwongen zou moeten worden om geen medewerking te verlenen om een inhoudelijke beslissing te krijgen op haar bezwaar. De Raad vernietigde het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak, en verklaarde het bezwaar ongegrond. Tevens werd het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.984,- bedroegen. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van griffier L.V. van Donk, op 12 juli 2016.