Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Centrale Raad van Beroep
Op 13 juli 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak tussen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) en [betrokkene] te [vestigingsplaats] (betrokkene). De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 juli 2015, waarin het beroep van betrokkene tegen een bestreden besluit van appellant ongegrond werd verklaard. De rechtbank had het bezwaar van betrokkene tegen het toekenningsbesluit van 14 maart 2012 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor indiening. Appellant stelde dat betrokkene wel ontvankelijk was in haar bezwaar, omdat zij tijdig bezwaar had gemaakt en dat de wetswijziging per 1 januari 2014 niet meebracht dat betrokkene geen bezwaar kon maken.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank op onjuiste gronden tot haar oordeel was gekomen. De Raad verwees naar een eerdere uitspraak van 3 februari 2016, waarin werd vastgesteld dat een werkgever belanghebbende is bij besluiten over toekenning van ZW-uitkeringen. De Raad concludeerde dat betrokkene tijdig bezwaar had gemaakt en dat de rechtbank niet aan een inhoudelijk oordeel was toegekomen. De zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor een inhoudelijke behandeling van het bezwaar van betrokkene.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 13 juli 2016.