ECLI:NL:CRVB:2016:2679
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- H. van Leeuwen
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om toekenning Wajong-uitkering wegens gebrek aan toegenomen beperkingen binnen vijf jaar na eerdere beëindiging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die vanaf haar geboorte volledig doof is, had een Wajong-uitkering ontvangen, maar deze was per 27 mei 2003 beëindigd omdat zij minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Na een nieuwe aanvraag voor een Wajong-uitkering op 20 september 2011, die door het Uwv werd afgewezen, heeft appellante in 2014 opnieuw een aanvraag ingediend, die ook werd afgewezen. Het Uwv stelde dat er geen toename van beperkingen was binnen vijf jaar na de eerdere beëindiging van de uitkering.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen geen toegenomen beperkingen hadden vastgesteld. Appellante voerde in hoger beroep aan dat de toename van haar klachten wel degelijk binnen de gestelde termijn had plaatsgevonden en dat deze voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak. De Raad bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat appellante geen nieuwe medische onderbouwing had gepresenteerd die haar standpunt kon ondersteunen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij aanvragen voor uitkeringen en de strikte voorwaarden die gelden voor het vaststellen van toegenomen arbeidsongeschiktheid.