ECLI:NL:CRVB:2016:291
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand in verband met huisverbod en detentie; beoordeling van woonplaats
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellant, die vanaf 2 november 2009 samen met zijn echtgenote bijstand ontving. Appellant heeft op 9 juli 2013 een huisverbod opgelegd gekregen en verbleef tijdelijk bij een vriend. De rechtbank Gelderland heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat appellant zijn woonplaats in de gemeente Berkelland had verloren. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant zijn woonplaats in de gemeente Berkelland niet heeft verloren in de periode van 10 juli 2013 tot en met 25 juli 2013. De Raad stelt vast dat appellant na zijn detentie niet meer naar het uitkeringsadres kon terugkeren vanwege het huisverbod, maar dat dit niet betekent dat hij zijn woonplaats heeft opgegeven. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellant gegrond. Het dagelijks bestuur wordt veroordeeld in de kosten van appellant en moet het verschil in bijstandsbedrag vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 19 januari 2016.