ECLI:NL:CRVB:2016:3056
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om indicatie op grond van de AWBZ voor Begeleiding en Behandeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, geboren in 1978, heeft een aanvraag ingediend bij het CIZ voor een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de functies Begeleiding en Behandeling. Deze aanvraag werd op 28 februari 2013 afgewezen, waarna appellante bezwaar maakte. Het CIZ verklaarde het bezwaar ongegrond op basis van een medisch advies van I. Dammar, dat concludeerde dat appellante nog niet uitbehandeld was en dat er mogelijkheden voor behandeling bestonden onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 8 juni 2016 is appellante niet verschenen, terwijl CIZ zich liet vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische geschiedenis van appellante en de adviezen van behandelaars. De Raad concludeert dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.